Meten en metend rekenen
2. Hoeveel zit er in deze spaarpot?
5. Stel de thermometer juist in
6. Gewicht: kilogram, halve kilogram: waar of niet waar?
8. Halve liter
9. Hoe laat is het op deze klokken? (uur, half uur, kwartier)
10. Inhoud: liter, halve liter, deciliter: waar of niet waar?
12. Lengte: meter, decimeter, centimeter
13. Gepast betalen
14. Tijd: dagen, maanden, jaar en datum
15. Wisselgeld
17. Instructie de klok: klokkijker (verschillende moeilijkheidsgraden)
18. Kloklezen tot op een kwartier (digitale tijd)